Een witte deur, verscholen achter de glazen liftschacht van een gemiddeld station. De deurkruk hangt er moedeloos bij; het hout rond het slot is omgeven door butsen van mislukte sleutelpogingen.

Daarachter een ruimte die overduidelijk niet voor ons stervelingen is. Toegang alleen na toestemming van de ‘installatieverantwoordelijke’ met een verwijzing naar een telefoonnummer in een andere plaats, vertelt de kleinste sticker….

…maar dit wordt overstemd door de grote sticker, tikkeltje off-brand – verkeerd lettertype, marge rond blokje – met ‘Dit is niet de liftmachinekamer.’ Het soort ontkenning dat meer vragen oproept dan beantwoordt.

Dit is niet de deur; dit is het bordje dat zegt waar de deur níét is.

Als dit níét de liftmachinekamer is, waarom doet alles eromheen zo z’n best dat wél te suggereren? De betreffende deur zit naast de liftschacht, een sticker van de beheerder die over de lift zou kúnnen gaan en een centraal telefoonnummer.

Noem het facilitaire dienstverlening met plakband: wij gaan over deze deur, niet over die lift: stickers als pleister, ontwerp als bijzaak. Intussen zoekt iemand met een gereedschapskist naar de deur die wél klopt.

Ik neem de trap.